maandag 30 augustus 2010

Schaalvergroting onder gemeenten

Afgelopen donderdag 26 augustus organiseerde adviesbureau Berenschot de workshop 'Gemeenten in transitie' over intergemeentelijke samenwerking. Ingang voor de workshop waren onder meer de recente (politieke) discussies over bezuiniging middels opschaling bij decentrale overheden.

Maar is opschaling nu werkelijk een zinvolle manier van bezuinigen? Onderzoeksinstituut Coelo concludeert het tegendeel: juist grotere gemeenten geven meer uit en hebben meer personeel in dienst dan kleinere gemeenten per hoofd van de bevolking. Wat iedereen bovendien nog vergeet is dat het omgooien van structuren flinke chaos en verwarring (en dus kosten) met zich kan meebrengen. Voordat iedereen weer in nieuwe (werk)routines is gegroeid en zinvol in nieuwe constellaties met elkaar kan samenwerken ben je een hele tijd verder. Coelo-directeur Allers concludeert verder dat het wel mogelijk is te bezuinigen door de verantwoordingsdruk op decentrale overheden te verminderen. Maar dat lukt m.i. alleen wanneer juist de centrale overheid haar structuren, regels en voorschriften aanpast, een radicale verandering in hoe de centrale overheid denkt en werkt.

Samenvoegingsprocessen zijn dus geen louter papieren aangelegenheid, zo bleek ook uit de Berenschot-workshop. Een casebespreking van de regionale samenwerking tussen de Drechtsteden door Henk Wesseling en navolgende discussie daarvan door een groep deelnemende consultants liet een serie pro's en contra's zien. Zo was onder meer uit de discussie te halen dat samenwerking zinvol is wanneer het initiatief uit de deelnemende partners zelf komt; er sprake is van een machtsevenwicht tussen de partners en een wens tot samenwerken; de energie eerder ligt bij verdieping van samenwerking en nieuwe mogelijkheden dan bij (louter) de financiën; een groep enthousiaste trekkers opstaat en het voortouw neemt; en politieke niveaus op een zinvolle manier met elkaar worden verbonden.

Funest zijn daarentegen opgelegde fusies; bezuiniging of efficiency als (enige) motivatie; niet goed omgaan met tegengestelde belangen; dominante opstelling van (een van de) partners; identiteit en regelbereik van een partner die dreigt te worden aangetast; iedere vier jaar een nieuwe raad; en wanneer het traject evolueert tot een omvangrijke projectorganisatie met formele commissies die voor het proces funeste besluiten nemen.

Terugkerend thema in de discussies was de vraag 'hoe breng je nu de energie over op degenen die het uiteindelijk moeten gaan doen'. Zelfs wanneer er 'een bottum-up benadering was gekozen', werd dit als een probleem ervaren.

In mijn perspectief ligt de moeilijkheid juist bij het willen 'overbrengen' van energie op anderen die niet bij de plannenmakerij waren betrokken. Energie breng je niet 'over', energie wordt gecreëerd terwijl je samen bezig bent plannen te maken en nieuwe toekomsten te ontwikkelen. Het ligt voor de hand dat de 'anderen' het enthousiasme van de ontwikkelaars niet delen. En dan wordt vaak ook nog van ze verwacht dat ze de plannen naast of in hun reguliere werkzaamheden zien te realiseren. Hoe 'bottum-up' is dat eigenlijk nog?

Ik pleit er daarom voor om 'overbrengen' en 'draagvlak creëren' te vervangen door 'zoeken naar mogelijkheden voor aansluiting bij wat er lokaal leeft' en 'integratie van wensen en doelstellingen' middels interactieve netwerkstrategieën. Waarom ineens gemakzuchtig doen als er 'geimplementeerd'  moet gaan worden? Ga praten, breng mensen zinvol bij elkaar, creëer dwarsverbanden, ga eenzelfde proces in als waar je zo enthousiast over was met je kleine groepje ontwikkelaars!

Kortom: het was weer een boeiende workshop. Jammer alleen dat er zo weinig ambtenaren aanwezig waren!